Voorbij Fish-In/Fish-Out-ratio's in duurzaam aquacultuurvoer
Doelstelling 14 van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's) van de Verenigde Naties is ‘Leven in het water’. Het belangrijkste doel van Alltech Coppens is om, in lijn met SDG 14, minder afhankelijk te zijn van mariene ingrediënten.
Alltech Coppens is een project gestart om een duurzaamheidsscore voor onze voeders te ontwikkelen. Met deze score kunnen we niet slechts één soort vismeel beoordelen, maar alle vormen van grondstoffen. Dit resulteert in een score voor voeders.
De score wordt vastgesteld aan de hand van een Life Cycle Assessment (LCA) waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende databases, zoals het Global Feed LCA Institute (GFLI) en andere informatiebronnen.
De score is gebaseerd op een A-B-C-principe, waarbij alle voeders in categorie C de basislijn voor de score vormen.
Wat is een Life Cycle Assessment (LCA)?
Een LCA evalueert het effect van specifieke productieprocessen op het milieu. De beoordeling omvat alle fasen die nodig zijn om een product te produceren en te gebruiken, van de eerste ontwikkeling tot de afvalverwerking. Voor het berekenen van de impact op het milieu worden Life Cycle Impact Models (LCIM) gebruikt. Het resultaat is een ‘milieuprofiel’ – een scorelijst met verschillende milieueffecten, zoals klimaatverandering, watergebruik, landgebruik en bodemverzuring.
Hoe kwam de score tot stand?
We gebruiken een bekende methode genaamd ReCiPe 2016 (gezamenlijk ontwikkeld door het RIVM, Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit Leiden en Pré Consultants) en de database van het GLFI. Deze vormen de basis voor de duurzaamheidsscore van Alltech Coppens, aangezien hun modelleringsmethoden in overeenstemming zijn met de Product Environmental Footprint Category Rules (PEFCR) voor diervoerder van de Europese Unie.
We hebben de impact van al onze industriële voeders beoordeeld op basis van de grondstoffen, geografische locatie van de leverancier, voederconversieratio (FCR), databases en informatiebronnen. Dit resulteerde in de Alltech Coppens-duurzaamheidsscore, waarin we de voeders categoriseren op basis van de totale impactscore. Voeders met de laagste impactscore worden in categorie A ingedeeld.
De duurzaamheid van mariene hulpbronnen beoordelen
Hoewel ReCiPe 2016 een vrij uitgebreid aantal indicatoren bevat, is het gebruik van vismeel en -olie uit zee (dat wordt beschouwd als een niet-duurzame praktijk in de aquacultuursector) niet als indicator opgenomen. Indirect verlies van biodiversiteit wordt beschreven onder mariene ecosystemen, maar de directe effecten van visserij (d.w.z. uitputting van visbestanden en schade aan ecosystemen) worden buiten beschouwing gelaten. Om hiermee rekening te houden, werd besloten een extra indicator toe te voegen: de duurzaamheid van mariene hulpbronnen. Deze zijn ook genormaliseerd en gewogen in de duurzaamheidsscore van Alltech Coppens en zijn verwerkt in het bijgevoegde diagram.
We hebben 4 van de 18 midpoint indicatoren die in de ReCiPe 2016-methodologie worden gebruikt, uitgelicht. Hoewel ReCiPe 2016 vrij uitgebreid is wat het aantal midpoint indicatoren betreft, is het gebruik van vismeel en -olie uit zee niet opgenomen in een midpoint of endpoint. Om rekening te houden met directe effecten, is besloten om een extra endpoint toe te voegen dat ook genormaliseerd en gewogen wordt in de duurzaamheidsscore van Alltech Coppens. Dit endpoint heet ‘Mariene hulpbronnen’.
Watergebruik
De mens is de belangrijkste drijvende kracht achter veranderingen in het debiet van rivieren op wereldwijde schaal en in ruimtelijke patronen. Deze veranderingen in de zoetwatercyclus hebben gevolgen voor de biodiversiteit, de voedselproductie, de gezondheid, het ecologisch functioneren en de klimaatbeheersing, die alle een negatieve invloed hebben op de veerkracht van zowel aquatische als terrestrische ecosystemen. De meeste effecten in verband met watergebruik zijn gebaseerd op waterverbruik, d.w.z. het gebruik van zoet water op zodanige wijze dat water verdampt, in producten wordt verwerkt, naar andere stroomgebieden wordt overgebracht of in oceanen wordt geloosd. Aquatische en terrestrische ecosystemen die hierdoor worden beïnvloed, lopen het risico dat het aantal planten- en vissoorten afneemt, wat weer gevolgen heeft voor de beschikbaarheid van hulpbronnen en de volksgezondheid.
Landgebruik/-transformatie
Schaarste en conversie met betrekking tot landgebruik zijn het gevolg van de groeiende menselijke populatie, waarbij landbouw en veeteelt de belangrijkste drijvende kracht zijn achter de transformatie van land. Het bekendste voorbeeld van verandering in landgebruik is ontbossing, waardoor het verlies van biodiversiteit toeneemt en ecosysteemfuncties en -diensten sneller verloren gaan. Landgebruik en veranderingen in landgebruik hebben dus niet alleen betrekking op het feitelijke landgebruik. Ze zijn van invloed op de uitstoot van broeikasgassen, het verlies van biodiversiteit, de waterkwaliteit en de ecosysteemfuncties en -diensten, waardoor landgebruik een centraal aandachtspunt is voor milieubehoud.
Opwarming van de aarde
Koolstofemissies worden vaak samengevat in de CO2-voetafdruk van een product, aangezien dit de belangrijkste antropogene broeikasgassen in de atmosfeer zijn. Het aardopwarmingsvermogen is echter niet alleen een optelsom van de drie belangrijkste antropogene broeikasgassen, maar omvat ook 204 andere broeikasgassen en beschrijft de effecten van deze emissies op de klimaatverandering. Bij de opwarming van de aarde gaat het niet alleen om de wereldwijde temperatuurstijging; de opwarming heeft ook gevolgen voor ecosystemen (met als gevolg minder biodiversiteit), menselijke samenlevingen en de natuurlijke omgeving.
Mariene hulpbronnen
In de aquacultuursector wordt het gebruik van vismeel en visolie in voeder vaak als problematisch aangemerkt, vanwege het verband met de uitputting van visbestanden in oceanen en de schade aan het ecosysteem als gevolg van schadelijke visserijmethoden. Er bestaan echter grote verschillen tussen vissoorten, de status van de bestanden, visserijmethoden en productiemethoden (d.w.z. visresten), wat leidt tot grote verschillen in duurzaamheid. Met dit criterium houden we rekening met effecten die verband houden met de visserij (d.w.z. uitputting van visbestanden en schade aan het ecosysteem) en maken we de door ons gebruikte databases beter toepasbaar op onze sector.
We zetten actief stappen om onze doelen voor een duurzame aquacultuur te bereiken door het klimaat, duurzame grondstoffen en sociale verantwoordelijkheid voorop te zetten. Lees meer →